Mondkapjes het nieuwe normaal?

 

Vanaf 1 juni gaat het openbaar vervoer weer volgens de normale dienstregeling rijden. Reizigers zijn dan verplicht een medisch of niet-medisch mondkapje te dragen. In de kapsalon worden mondkapjes niet verplicht. Over het gebruik van mondkapjes op straat of in de supermarkt deed premier Rutte geen uitspraak. Een steekproef onder inwoners van Eindhoven laat zien dat de bereidheid om een mondkapje te dragen in de openbare ruimte wisselt. “Je beschermt anderen, daarom zouden we dit allemaal moeten doen.”

RIVM: “In privétijd niet nodig”

Al sinds het begin van de coronacrisis luidt het advies van het RIVM dat het dragen van mondkapjes in privétijd “niet nodig is”. De beslissing om gezichtsbescherming in het openbaar vervoer te verplichten komt mede op aandringen van de vervoersbedrijven. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport lichtte de beslissing op 4 mei per brief als volgt toe: “Het ECDC adviseert het gebruik van mondneusmaskers (medisch of niet-medisch) voor passagiers in het openbaar vervoer te overwegen, met name als social distancing niet kan worden gegarandeerd.”

Duitsland verplicht mondkapje voor winkelpubliek

Met de versoepeling van de coronamaatregelen wordt het zichtbaar drukker op straat en in de supermarkt. 1,5 meter afstand houden is niet altijd mogelijk. Desondanks houdt de regering vast aan het RIVM-advies, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitse overheid die vorige maand een ‘Maskenpflicht’ instelde voor winkelpubliek. Mondmaskers lijken in Nederland voorlopig niet het nieuwe normaal.

Verdeeldheid in Nederland

En dat terwijl het sentiment rondom het dragen van mondkapjes in de meeste Europese landen juist lijkt te zijn gekanteld. Een steekproef in Eindhoven, uitgevoerd net voor de recentste persconferentie van de premier, laat zien dat het draagvlak voor het gebruik van mondkapjes wisselt: “Ik ben gezond, dus ik begin er niet aan. Tenzij de overheid mondkapjes verplicht.” Maar net zo vaak klinkt het: “Met een mondkapje geef je een duidelijk signaal af dat je je bewust bent van de besmettingsrisico’s en dat je ook anderen wilt beschermen.”

Starende blikken

Dat het dragen van een mondkapje opvalt, kan een reden zijn om er liever geen te dragen: “Je valt op. Mensen kijken naar je alsof je besmet bent”, aldus een jonge moeder. Dat wordt bevestigd door een Chinees-Nederlands gezin dat – mét mondkapjes – richting supermarkt loopt. “We krijgen nog steeds starende blikken. Maar die krijg je in veel andere landen juist als je géén mondkapje draagt.” Een andere ondervraagde merkt op dat ze een masker alleen zou dragen “als er een Prada-logo op staat”.

Oerwoud van zelfmaakmaskers

De vraag naar medische mondneusmaskers blijft onder zorginstellingen groter dan het aanbod. “Ik schaam me dat ik een mondkapje draag dat eigenlijk voor verpleegkundigen bedoeld is”, geeft een oudere Eindhovense toe. “Maar ik ben doodsbang om besmet te raken.” De kenmerken waaraan een niet-medisch mondkapje moet voldoen, worden door het RIVM niet nader toegelicht. Op social media worden dan ook talloze kunstige zelfmaakmaskers aangeboden. Op de kwaliteit en prijzen ervan is geen toezicht.

Pasvorm en draagcomfort

De Eindhovense designer Eliška Slováková deed uitgebreid vooronderzoek en maakt al wekenlang mondmaskers ‘naar Tsjechisch voorbeeld’ (mondmaskers zijn daar al maanden verplicht). Voor elk masker dat ze verkoopt, doneert ze er drie aan bijvoorbeeld de daklozenopvang en kraamzorgpraktijken. Eliška: “Draagcomfort en pasvorm zijn belangrijk. Een masker moet de mond en neus goed afsluiten, anders verspreiden mogelijke virusdeeltjes heel gemakkelijk. Ik gebruik 100% recyclebare materialen, zoals lakens, dekbedhoezen en nylonkousen. Alles is gerecycled, steriel gemaakt en eenvoudig uitwasbaar. Een Prada-logo erop? Als dat de bereidheid om een mondkapje te dragen vergroot, zet ik het erop.”

The Enicar book Kickstarter campaign!

book mock up kickstarter

Da’s even wennen, een Engelse koptekst. Maar de afgelopen maanden sprak en schreef ik bijna meer in het Engels dan in het Nederlands. Het heeft allemaal te maken met een boekproject: “Time for a change, Discovering vintage Enicar.”

Enicar is een Zwitsers horlogemerk dat in 1913 werd opgericht en in 1984 helaas failliet ging. Mijn fascinatie voor dit merk gaat zó ver, dat ik behalve verzamelaar nu ook Enicar-boekenmaker ben. Ik vertrok vorig jaar voor drie weken naar Zwitserland, om research te doen naar het merk en oud-werknemers te interviewen (in het Duits!). Ik sprak met de burgemeester van het dorp Lengnau waar het oude fabrieksgebouw nog steeds fier overeind staat. Zelfs de kleinzoon van de oprichter (75 jaar) wist ik te traceren.

In dit boekproject komen een aantal dingen samen. Het boek combineert storytelling, interviews, marketing- en merkhistorie en fotografie. Voor de fotografie creëerden fotografen Geert-Jan Cornelissen en Nancy Ostermann van Verse Beeldwaren en ik een soort ‘tijdcapsules’ van horlogeverhalen uit 1979, 1971, 1968, 1944 en zelfs 1918. Fotograaf Maarten Coolen maakt mooie portretten van de mensen die ik heb geïnterviewd. En voor de financiering heb ik me voor het eerst gewaagd aan crowdfunding. Een dagtaak, want het geld komt bepaald niet vanzelf binnenrollen.

De promotie van de campagne (bij redacteurs van horloge-websites, op forums en praatgroepen op alle continenten en dagelijkse posts op Facebook en Instagram) vraagt om toewijding en extra handjes. Je kunt niet 24 uur per dag actief zijn om berichten te plaatsen of te reageren op anderen. Taal is bovendien een extra uitdaging, want lezen en schrijven in het Engels gaat prima, maar mijn Portugees en Chinees zijn niet zo best. Het hielp mij enorm dat ik een groot netwerk heb van merkliefhebbers van over de hele wereld. Ik kreeg van alle kanten hulp aangeboden en kon delegeren. MIJN boek is inmiddels ONS boek. Hoe langer je samen campagne voert, hoe fanatieker iedereen wordt.

Mijn reclame-achtergrond kwam goed van pas gedurende de campagne. Zo kon ik segmenteren: het boekproject heeft individuele vintage horlogeliefhebbers als doelgroep, en daarnaast commerciële partijen. Voor resellers van oude horloges en toebehoren (horlogebanden, -boeken, -boxen), stelde ik sponsordeals samen. Al met al toch goed voor 20% van de totale financiering. De voortgang van de financiering houdt Kickstarter trouwens netjes voor je bij. Leuk als de vaart erin zit, ronduit slopend als je een paar dagen achterelkaar niks binnenkrijgt. En dat gebeurt in elke campagne, zo heb ik me laten vertellen.

De Kickstarter campagne loopt tot 1 april. Het is alles of niks. Laten we hopen op het eerste, want dan kan ik de komende maanden het boek van m’n leven maken.

Kantoorse jeukwoorden 2018

In december gooit AvroTros Radar traditiegetrouw een paar loden leeuwen naar binnen bij schnabbelende BN’ers en creativiteitsloze reclamebureaus. De slechtste slogan komt weer bovendrijven en taalreus Van Dale kiest het woord van het jaar. Vaste prik. Sinds kort is er ook een ‘jeukwoordenlijstje’. Als fan van het meesterwerkje Bobotaal, in 2014 geschreven door De Wethouder, ben ik opgetogen over zoveel taalmisère aan het einde van het jaar. 

Leuk is dat het AD dit jaar op zoek ging naar de irritantste kantoorwoorden. Want jeukwoorden zijn nóg jeukiger als je ze hoort op je werk. Visualiseer een doorsnee deprimerende kantoortuin en dan kan zelfs iets vriendelijks als “Hoe was je weekend?” nog verkeerd vallen. ‘Eigenaarschap tonen’ is met 18 procent van de stemmen uitgeroepen tot het ergste kantoorwoord. En dat snap ik niet. Om te beginnen is het geen woord, maar een uitdrukking. ‘Aanvliegen’, ‘gamechanger’, ‘vitaliteit’, dat zijn enkelvoudige veelvuldig vervelende woorden. Flauw? Misschien.

In het AD werd als belangrijkste reden voor de 18% stemmen genoemd dat het totaal onduidelijk is wat het is. Dat is natuurlijk niet zo. Sterker nog, ik denk dat ‘eigenaarschap tonen’ niet zozeer een ergerlijke kreet gevonden wordt, maar dat veel kantoormensen zich betrapt voelen als ze een gebrek aan eigenaarschap wordt verweten. En blijkbaar gebeurt dat nogal vaak. Tegen die mensen zeg ik: pak je rol en wees proactief. Elke transitie begint bij jezelf!

‘Je rol pakken’ werd trouwens tweede en ‘duurzame inzetbaarheid’ vinden we op plek drie. Voor de haters: deze ga je beide nog vaak horen. Alle varianten met ‘duurzaam’ waarschijnlijk nog tot 2050. Je rol pakken is tijdens het hoogseizoen een veelgehoorde, al ligt het eraan op welke camping je precies staat in juli en augustus.

Nu we het toch over vakantie hebben. Mijn favoriete irritante kantoorkreet van dit jaar is ‘customer journey’. Of zoals we in slecht Nederlands zeggen: ‘klantreis’. Het AD (ik toon hier eigenaarschap) schreef er het volgende over: Vroeger liep je een winkel binnen en vroeg je waar de boter stond. Tegenwoordig begin je al thuis aan je customer journey naar de supermarkt. Uit onderzoek blijkt dat de grootste verandering van alle aandacht voor de customer journey is dat marketeers vaker op vakantie gaan. Gamechangertje, die customer journey.

 

Lancering BLANK SPACE MAGAZINE tijdens DDW 2018

Blank-Space-Magazine-_1-cover-Job-van-den-Berg
Ontwerper Job van den Berg op de cover van Blank Space Magazine – Fotografie Saskia Overzee

Tijdens de Dutch Design Week 2018 wordt BLANK SPACE MAGAZINE gelanceerd. Dit 164 pagina tellende magazine bevat acht omvangrijke portretten van creatieve ondernemers werkzaam op Sectie-C. Ook de schrijvers, fotografen en ontwerpers van BLANK SPACE MAGAZINE zijn allemaal verbonden aan Sectie-C. De officiële lancering vindt plaats op zondag 21 oktober, om 16.00 uur, tijdens Conversations-C in de theaterzaal van de Ilse Wouters Academy (Hall 8, Sectie-C). 

Portretten van de makers

Mats Horbach, eindredacteur van BLANK SPACE MAGAZINE: “Deze allereerste uitgave bevat zeer persoonlijke, gedetailleerde portretten van acht creatieve ondernemers. Ze vertellen over de manier waarop ze de ‘open ruimtes’ die Sectie-C kenmerken op hun eigen manier transformeren tot inspirerende werkplekken en daarmee zichzelf als conceptueel designer, communicator, kunstenaar, muzikant of andersoortige maker verder ontwikkelen. Het zijn Niels Hoebers, Martens & Visser, Michela Castagnaro, Kim Haagen, Job van den Berg, Paul Heijnen, Tessa Koot en Rob van der Ploeg.”

Dynamiek van Sectie-C

Volgens Horbach is de keuze voor de acht ondernemers en de aan hen gekoppelde schrijvers en fotografen als vanzelf tot stand gekomen, wat tekenend is voor de dynamiek op Sectie-C. Horbach: “Werk van de creatieve ondernemers op Sectie-C gaat de hele wereld over. Wie zijn deze mensen? Wat drijft hen? Middels diepte-interviews en intieme fotografiesessies hebben we die vragen onderzocht.” De wens van de initiatiefnemers is om rond elke Dutch Design Week een nieuwe editie van BLANK SPACE MAGAZINE uit te brengen.

Blank-Space-Magazine-_1-Niels-Hoebers
Ontwerper Niels Hoebers in zijn studio op Sectie-C – Fotografie Maarten Coolen, interview Martijn van der Ven

Conversations-C

BLANK SPACE MAGAZINE wordt officieel gelanceerd tijdens de eerste van vier talkshows met de titel Conversations-C. Deze talkshows vinden plaats in de theaterzaal van de Ilse Wouters Academy (Hall 8, Sectie-C) en worden gepresenteerd door Marsha Simon. Zij zal op zondagmiddag 21 oktober tussen 16.00 uur en 17.00 uur een gesprek hebben met verschillende makers en geporteerde ondernemers. Titel van deze bijeenkomst: POWER TO THE PEOPLE: LAUNCH OF BLANK SPACE MAGAZINE. De toegang is gratis voor iedereen met een Dutch Design Week passe-partout. Anderen betalen €3,- (voor toegang tot heel Sectie-C).

Waar te koop?

BLANK SPACE MAGAZINE is tijdens de Dutch Design Week te koop in De Design Shop en in Hall 6 en kost €15,-. Daarnaast ligt het in de winkel van Piet Hein Eek en bij de Eindhoven Brand Store (oude VVV) op het Stationsplein.

MC_Sectie-C_Mag_KimHaagen_MartijnInterview

Over Sectie-C

Sectie-C in Eindhoven is het domein zonder begrenzingen waarbinnen autonome denkers en authentieke doeners versmelten in een unieke, organische cultuur. In de voormalige bedrijfsruimtes van Stork en VDL hebben zo’n 180 creatieve ondernemers hun intrek genomen. Het terrein is ingericht met ateliers, werkplaatsen, tuinen, podia, expositieruimtes en laboratoria. Tijdens de jaarlijkse Dutch Design Week bruist het hier met open ateliers, gastexposities, workshops, winkeltjes en vernieuwende horecaconcepten.

Meedoen in de Wijken serveert taal en koffie!

Schermafbeelding 2018-10-03 om 10.07.49In 2013 startte ik als vrijwillig taalcoach. Omdat ik anderen wilde helpen met de Nederlandse taal. En omdat ik via migranten veel leer over de Nederlandse cultuur. Onze ‘afspraak is afspraak’-mentaliteit is namelijk niet zo gewoon als we denken. Zijn we als Nederlanders eigenlijk wel zo tolerant? En waarom zitten we altijd binnen? Om daar achter te komen, én om mijn B1- en B2-taalvaardigheid verder te verbeteren, sloot ik me aan bij Meedoen in de Wijken, een taal- en participatieprogramma van Humanitas en het Rode Kruis.

Namens de projectgroep doe ik een oproep.

In de afgelopen jaren is de Eindhovense bevolking vooral door migranten gegroeid. Meer dan een kwart van de inwoners van deze stad is van buitenlandse afkomst. Om volledig mee te kunnen doen aan de samenleving is voor deze medeburgers de Nederlandse taal van essentieel belang. Naast het leren van de taal, is er een grote behoefte aan het oefenen met praten. Dat is lastig, omdat de spreektaal in veel migrantenhuishoudens de taal is uit het land van herkomst. Ook is er schaamte om fouten te maken.

Bij de deelnemers van Meedoen in de Wijken groeit de vraag om meer te oefenen met praten. Daarom breidt de projectgroep het programma uit met een taalcafé. Op deze manier komt Meedoen in de Wijken tegemoet aan de groeiende vraag van de deelnemers en de kandidaten op de wachtlijst. Dit aanbod kan zeker ook voor andere Eindhovenaren van buitenlandse afkomst een welkome aanvulling zijn op het bestaande aanbod in Eindhoven.

In een ontspannen sfeer de Nederlandse taal oefenen. Dat is het kenmerk van het taalcafé. Deelnemers gaan in kleine groepjes in gesprek over een samen gekozen onderwerp. Familie, sport en hobby; het kan allemaal ter tafel komen. Ken je migranten voor wie het taalcafé een uitkomst is? Of wil je zelf aan de slag als vrijwillig taalcoach? Kom maar door!

Vanaf 5 oktober a.s. opent het taalcafé Meedoen in de Wijken iedere vrijdagochtend zijn deuren. De locatie is het Rode Kruisgebouw aan de Willem van Konijnenburglaan 6 in Eindhoven. Meer informatie: http://www.meedoenindewijken.nl

Een story is geen verhaal. Of wel?

Storytelling, copywriting, slogans, pay-offs

Over storytelling, copywriting, pay-offs, slogans en andere containerbegrippen.

“Doe je aan storytelling?”, vroeg een kennis laatst aan mij. Ik had haar al een hele tijd niet gesproken en begrijpelijkerwijs had ze mijn doen en laten niet op de voet gevolgd. Ik zit nu eenmaal niet op Facebook, wat ooit stumperig was, maar tegenwoordig juist een statement is. “Ja” zei ik. “En ik schrijf daarnaast ook verhalen.”

Is er een verschil tussen storytelling en het vertellen van verhalen? Over de definitie van storytelling zijn de geleerden het niet eens. De Deense professor Rolf Jensen stelt in zijn boek ‘The Dream Society’ dat verhalende communicatie niet probeert te overtuigen, zoals bijvoorbeeld commercials wel doen. Het gaat om het waarom. De Amerikaan Doug Stevenson vindt het tegenovergestelde. Storytelling (zelf gebruikt hij de termen Strategic Storytelling en Business Storytelling) is volgens hem bij uitstek de methodiek om te overtuigen en te verkopen. Een effectieve ‘story’ bevat volgens Stevenson een held, een slachtoffer, een dader en een helper. De held waarmee de lezer zich moet kunnen identificeren, heeft een duidelijk doel voor ogen. Om dat doel te bereiken, dient hij een of meerdere obstakels te overwinnen. Het is geen universeel doel, zoals het voor elkaar boksen van wereldvrede, maar eerder het verkopen van een bus scheerschuim of een stofzuigerzak. Want dat moet natuurlijk ook gebeuren.

storytelling, copywriting, pay-off, slogan
Zo doen de Amerikanen dat: altijd een pack shot plaatsen bij je verkoopverhaal.

Jensen en Stevenson hebben elk hun eigen definitie van storytelling, zoveel is duidelijk. Hoe zit het dan met een persoonlijk verhaal van een medewerker van een bedrijf? Je zou dit storytelling à la Jensen kunnen noemen als zo’n verhaal gepubliceerd staat op de bedrijfswebsite en daarmee bijdraagt aan de emotionele band die klanten met het bedrijf hebben. Staat het verhaal in het personeelsblad, dan zou de kwalificatie ‘leuk interview’ beter kloppen. Tenzij de medewerker iets gedaan wil krijgen van zijn collega’s. Meer animo voor het personeelsfeest. Harde cash voor een afscheidscadeau voor een vertrekkende afdelingschef. In die gevallen is het toch weer storytelling op z’n Stevenson’s.

Terug naar mijn kennis van laatst. Ze liet me inzien dat er in mijn vak veel verwarrende definities zijn. Is een slogan hetzelfde als een pay-off? Ik vind van niet en kan dit uitleggen. Maar of er verschil is tussen een kop en een heading? Of dat broodtekst een ander woord is voor body copy? Het ligt er maar net aan wie je het vraagt. Veel kreten in mijn vak zijn containerbegrippen, wat ironisch genoeg ook een containerbegrip geworden is. Waar het om gaat is dat we, opdrachtgever en opdrachtnemer, zeker weten dat we over hetzelfde praten als we met elkaar in zee gaan.

Van definitieverwarring valt overigens handig gebruik te maken. Een tijdje geleden had ik een gesprek met een docent aan de Universiteit van Utrecht. Deze man, die zijn docentschap combineert met commercieel tekstbureauwerk, vond het prima te verdedigen dat het uurtarief van een copywriter dubbel zo hoog is dan dat van een tekstschrijver. “Het liefst werk ik als copywriter”, legde hij uit. “Daar zit meer verdieping in.”

Of verdiepen een ander woord is voor verdienen, daar heb ik niet op doorgevraagd.